Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 2 
Next page End  

De les
Intro actie/reactiespel met ritme:
De kinderen lopen in het gemarkeerde gebied op de speelplaats. Ze lopen op het ritme dat ik
klap met mijn handen. Als ik stop met klappen staan de kinderen stil.   Als ik sneller ga
klappen gaan de kinderen rondspringen als kikkers. Als ik dan weer stop met klappen staan de
kinderen weer stil. Enz.
Tikspel:
Alle kinderen zijn vliegen en er zijn 2 kikkers die wel zin hebben in een lekker vliegje. De
kikkers moeten de vliegen proberen te tikken. Als een vlieg getikt is moet hij op de grond
gaan zitten. Als ongeveer de helft van de kinderen getikt is worden er 2 nieuwe kikkers
gekozen en begint het spel opnieuw.
Zangspel:
Lied: De kikkertjes
de kikkertjes, de kikkertjes 
zijn aardig om de zien 
de kikkertjes, de kikkertjes 
zijn aardig om de zien
oe-wak kwakkwak etc. 
geen haartjes, geen staartjes 
geen oortjes hebben zij 
geen haartjes, geen staartjes 
geen oortjes hebben zij
oe-wak kwakkwak etc. 
in het hoge gras, in het lage gras
daar springen zij in het rond
in het hoge gras, in het lage gras
daar springen zij in het rond
oe-wak kwakkwak etc. 
Bij de coupletten staan de kinderen in een kring en zingen het lied. Bij het 2
e
en 3
e
couplet
maken ze de bewegingen die bij de zinnen horen: haren, staartjes en oren aanwijzen en hoog
en laag aangeven.
Bij het refrein springen de kinderen als kikkers rond terwijl ze de kikkergeluiden maken.
Concentratiespel:
De kinderen gaan in een kring zitten (of op de rand van de zandbak) en ik zit ertussen (ik ga
naast clemens zitten). Ik fluister een woord in het oor van het kind naast mij. Die fluistert het
weer verder. Zo gaat het door tot het weer bij mij is. Ik zeg het woord hardop en we kijken of
het nog het zelfde woord is. De kinderen moeten hierbij zo stil mogelijk blijven. Dit doen we
een aantal keer met woorden die te maken hebben met kikkers.