Doelwerpen.
-Bal tegen muur werpen, tegen plint, sportraam, opgehangen voorwerpen
-Bal in doos werpen, hoepel, deel springkast, basketring,..
-Bal door hoepel werpen, door opening sportraam, klimraam.
-Tegen muur werpen, éénmaal laten stuiten en opvangen.
Werpen met tussenopdracht.
-Idem als doelwerpen met bijkomende opdrachten:
-handenklap voor de opvang;
-grond aanraken met handen;
-éénmaal ronddraaien.
-afstand tot muur vergroten.
Slaan met richting.
-Bal tegen muur: starten met een grondstuit, slag, bal tegen muur, grondstuit, slag, tegen
muur,...
-Bal met slag in hoepel trachten te mikken.
-Per twee: één ll heeft bal en plank: grondstuit, slag naar partner, deze vangt en rolt terug.
-Idem, maar partner werpt terug en mikt op 1 m voor ll.(hoepel)
-Idem, zonder grondstuit bij werpen.
* 2.Balspelvormen eerste graad.
Hoepelballonspel:
Aan de wand van de zaal een tiental hoepels op de grond (links-rechts), per twee lln één
ballon.
De lln trachten afwisselend (per twee) de ballon in de richting van een hoepe l te tikken, om
dan de hoepel op te nemen en de ballon doorheen de hoepel te slaan, vervolgens naar de
volgende hoepel enz.
Dekenbal:
Twee groepen hebben ieder een grote lap stof vast (liefst cirkel-vormig) met daarop een
strandbal.
Samen wippen ze de bal omhoog; wie het langst volhoudt zonder dat de bal stilligt of op de
grond valt wint.
(Zie ook: ritme met zwaaidoek)
Koninginnebal:
Groepjes van 4 lln, eerste staat voor de 3 anderen en werpt deze beurtetelings de bal toe; laat
een ll de bal vallen moet hij naar plaats 3, laat de Koningin de bal vallen idem, en de ll van
plaats 1 vervangt.
-Idem,maar nu moeten de lln éénmaal in de handen klappen vooraleer de bal te vangen.
-Idem, lln houden de handen gevouwen voor zich vooraleer te vangen.
|