Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 2 
Next page End  

Poëzieles groep 5: Wat hoor ik?
Doel:
Het doel van de les is om de kinderen bekend te laten worden met poëzie. Poëzie hoeft niet
altijd te rijmen. De kinderen schrijven naar aanleiding van de geluiden die ze maken, over een
gebeurtenis.
Inleiding:
De leerkracht vraagt de kinderen om allemaal stil te zijn en te luisteren naar de geluiden die ze
dan nog horen. Na een tijdje vraagt de leerkracht welke geluiden de leerlingen allemaal
hebben gehoord. Hoor je die geluiden normaal ook zo goed? Of alleen als je zelf helemaal stil
bent?
Kern:
De leerkracht geeft de kinderen te opdracht om een gebeurtenis te bedenken die ze willen
beschrijven. Het is de bedoeling dat de kinderen de gebeurtenis kort opschrijven. Daarna
schrijven ze de geluiden op die daarbij gemaakt worden, in chronologische volgorde. Het kind
dat de geluiden bedacht heeft, laat de geluiden in de juiste volgorde horen aan een ander kind.
Het andere kind moet dan raden welke gebeurtenis er zojuist in geluiden is nagedaan.
Voorbeeld: (gebeurtenis is een autorace) 
Vroem, vroem vroem  (auto's bij de start)
Vroooooaaaarrr   (auto's scheuren weg)
iiiiiiiiiiiiii    (bochtje te ruim)
Kladderadatsch   (ongelukje)
VROOOOOAAAAAR   (race gaat verder)
woesje woesje   (finishvlag)
POF     (champagne)
De leerlingen ‘vertalen’ hun geluiden in een gedicht en schrijven zo zakelijk mogelijk op wat
er gebeurt.
Voorbeeld: 
De race
De auto's staan aan de start
ze scheuren weg
met z'n allen in de bocht
een ongeluk
de auto's blijven rijden
de finishvlag zwiept heen en weer
de champagne knalt
De leerlingen kunnen nu de geluiden toevoegen aan hun gedicht. Het is leuk om daarbij de
grootte en de dikte van de letters te variëren: