Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 3 
Next page End  

DE HEKS LEERT VERKEERSREGELS
Poppen: Jan Klaassen, Katrijn, de heks, de reus
Nodig: Potje witte of gele verf, een borstel, een pet, verkeerslichten
Decor: Naar eigen fantasie
Katrijn komt op
Katrijn: Dag kinderen! Ik kom jullie vertellen waarheen ik ga. Ik ga
inkopen doen in de stad, want ik heb nieuwe kleren nodig voor mij en voor
Jan Klaassen. Ik zal maar best zomerkleren kopen, want het wordt warm.
Dan ga ik naar de grote winkels, daar kan ik goed kiezen.
Heks komt op.
Heks: Waar ga jij naar toe?
Katrijn: Naar de stad heksje.
Heks: Ho, daar ben ik nog nooit geweest. Mag ik mee, Katrijn?
Katrijn: Ja, maar het is gevaarlijk in de stad hoor. Er rijden veel meer auto's,
trams en bussen dan hier bij ons.
Heks: Dan moeten die maar stoppen als wij er aankomen.
Katrijn: Nee, heks, die stoppen niet. Jij moet de verkeersregels leren, anders
mag je niet mee.
Heks: O, maar dat kan ik gemakkelijk in enkele uurtjes leren. Kom straks
maar eens terug, dan zul je versteld staan als je ziet wat ik allemaal heb
geleerd!
Katrijn: Ja, dat ga ik doen. Maar denk eraan. Als je de verkeersregels niet
kent, neem ik je niet mee hoor.
Katrijn gaat weg.
Heks: Nu moet ik nog iemand vinden die me wil helpen. Ha, ha, daar komt
Jan Klaassen aan. Ik zal hem eens vragen.
Jan Klaassen komt op.
Jan Klaassen: Dag heks
Heks: Dag mijn beste vriend. Mag ik je eens iets vragen? Wil jij me de
verkeersregels leren? Dan mag ik met Katrijn mee naar de stad.
Jan: Ja zeker, heks. Ik heb juist vakantie vandaag. Ik zal je wel helpen.
Luister, ik speel voor verkeersagent en jij moet naar mij luisteren.
Heks: Maar dan ga je mij toch niet in de gevangenis stoppen, zeker?
Jan: Natuurlijk niet heksje. De verkeersagent doet ook nog iets anders: die
zorgt er voor dat de auto's niet botsen en dat ze geen mensen omver rijden.
Heks: Ik geloof je niet Jan Klaassen. Als er een agent in de stad is, dan ga ik
niet meer mee.
Jan: Maar heks, als je mij niet gelooft, vraag het dan maar aan de kinderen,
die zij zeker allemaal al wel eens in de stad geweest.
Heks: (tot de kinderen) Zijn er politieagenten in de stad?
De kinderen bevestigen dit. Jan Klaassen gaat een pet halen en komt terug.
Jan: Kom heks, nu beginnen we met de lessen . Daar komt de reus juist aan,