Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 4 
Next page End  

Kinderarbeid
Vroeger moesten kinderen al heel jong werken. In de prehistorie gingen ze mee op jacht. Ze
hielpen bij het verzamelen van voedsel of hadden andere taken. Ook bij de eerste boeren
hielpen ze op het land, in huis en bij het verzorgen van de dieren. Toen er dorpen en later
steden ontstonden, werkten jongens mee in de werkplaats van hun vader of bij iemand anders.
Meisjes hielpen hun moeder in de huishouding. Als de ouders geen werk hadden moesten de
kinderen vaak bedelen. 
Klaartje en Mientje leefden rond 1866.
Veel kinderen gingen toen maar af en toe
naar school, zoals Klaartje. Ze gingen
alleen als ze geen werk hadden. Kinderen
werkten toen in steenfabrieken, in
lijnbanen en in weverijen. In de
steenfabrieken moesten kinderen de 
gebakken stenen wegdragen en
opstapelen. Er werkten zelfs kinderen van
vier jaar. Die waren natuurlijk heel erg
goedkoop. In de lijnbanen werd touw
gemaakt. Kinderen vanaf zeven jaar
werkten als wieldraaiers. In de weverijen
moesten kinderen gesponnen draden op spoelen winden. Het werk was eentonig, zwaar en
ongezond. 's Zomers werkten de kinderen van vijf uur 's morgens tot negen uur 's avonds. Ze
verdienden 20 tot 30 eurocent per week. 
De commissie die de kinderarbeid onderzocht, schreef in
1869 een rapport. Hierin stond dat twaalf uur werken per dag
heel gewoon was. Maar ook veertien of vijtien uur per dag
was normaal.
In de eerste helft van de negentiende eeuw vonden mensen
het gewoon dat jonge kinderen gingen werken. Kinderen
liepen anders maar over straat en haalden ze kattenkwaad
uit. Anderen vonden dat kinderen zo orde zouden leren.
Bovendien zou je anders de ouders benadelen. De kinderen
verdienden ook geld. Zelfs de onderzoekscommissie naar de
kinderarbeid, die zoveel situaties beschreef die dringend
verbeterd moesten worden, vond dat er niet ingegrepen
hoefde te worden. Wel waren er steeds meer artsen en
onderwijzers die vonden dat er iets aan de kinderarbeid
moest worden gedaan. Volgens heb konden kinderen orde
ook op school leren. Kinderarbeid was vooral slecht voor de
gezondheid. 
Rond 1850 kregen de tegenstanders steeds meer aanhang. Toch deed de regering niets. De
regering luisterde naar de eigenaren van de fabrieken. Zonder kinderarbeid zouden de
fabrieken niet meer goed kunnen werken. Het zou dan niet meer goed gaan met de economie.
In 1874 wonnen de tegenstanders van de kinderarbeid. De Tweede Kamer nam een wet aan,
waarin stond dat kinderen onder twaalf jaar niet meer in fabrieken mochten werken. Het
kamerlid Sam van Houten had deze wet voorgesteld. Daarom is deze eerste wet tegen de
kinderarbeid nu nog bekend als 'Het kinderwetje van Van Houten'. 
Maar… niemand controleerde of er nog kinderen in fabrieken werkten. De kinderarbeid ging
dus gewoon door. In 1889 kwam er weer een wet: de Arbeidswet. Jonge mensen en vrouwen