Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 3 
Next page End  

Doelgroep
  1/2     
MUZIKALE
VORMING
Muziek maken
Muziek beluisteren
Muziek en bewegen
Lesnummer
    2
Beginsituatie:
De leerlingen hebben nog niet
eerder met muziekinstrumenten
gewerkt.
De leerlingen kennen het lied:
“Pak je laarzen” nog niet.
Lesinhoud:
Inleiding: Warming-up van de
stem.
Lesinhoud:
Het introduceren van een nieuw
lied.
Nieuw lied aanleren:
Pak je laarzen, pak je jas,
moeder breit een wollen das.
Loop maar in de regen,
loop maar in de wind,
klap in je handen mijn lieve
kind.
Lesdoel:
Aan het eind van de les kunnen
de leerlingen twee tot drie
muziekinstrumenten benoemen
en weten ze ook hoe ze die
moeten bespelen.
De leerlingen kunnen het lied
zelf zingen en begeleiden met
muziekinstrumenten.
De leerlingen kunnen zelf
bewegingen bedenken bij het
lied.
Voorbereidende werkvorm:
Ademhaling:fffffffffffffff
(zo doet de wind) 
In je handen blazen(enkele
keren herhalen.)
Resonance:mmmmmmmmmmm
(De wind loeit )
Articulatie :Tikke takke tikke
takke( Het regent)
Begeleidende werkvorm:
De leerkracht zingt het lied
één keer voor en vraagt daarna
het volgende
(één vraag tegelijk):
1.Wat moet ik pakken?
2.Wat doet moeder ?
3.Waar lopen we ?
Laat maar zien, wat er allemaal
gebeurt in het lied.
De leerkracht zingt het lied
nog een aantal keren voor ( na
elke gestelde vraag).
Lesorganisatie:
De leerlingen zijn in
een speellokaal, waar
ze de ruimte hebben
om te bewegen.
Lesactiviteit
De leerlingen zingen in,
volgens het
stemvormend model
(zie inleiding).
De leerkracht doet het
voor.
Lesactiviteit:
De leerlingen beelden
de verschillende
bewegingen uit:
Laarzen aandoen, jas
aantrekken, breien, in
de regen en wind lopen.
Materiaal:
Ritmestokjes ( voor
elke leerling 2 stokjes)
Woodblock(s)met
stok.
Claves
Opmerkingen:
Let op de vorm van de
mond van de kinderen.
Laat ze de resonance
voelen, door ze hun
hand op hun hoofd of
op hun keel te laten
leggen.
Opmerkingen:
De leerkracht, mag de
leerlingen evt. op weg
helpen bij het
uitbeelden.