Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 2 
Next page End  

De Gouden Eeuw
Les met een wandplaat
Gebruikte wandplaat: De Dam te Amsterdam (1666)
Bron: Gulden Sporen deel 5 Isings, uitgeverij vuurbaak Groningen 1976
Doel: Een beeld geven van de welvaart en de stad in de Gouden Eeuw
Verhaal bij de wandplaat
Geen Amsterdammer die omstreeks 1666 gewoon bij de Dam was om zaken te doen, of hij
kende Kees Mossel wel. Hij had nu de trotse leeftijd van 75 bereikt, maar toch was hij nog
helder van geest. Er ging geen dag voorbij of hij kwam met zijn kruiwagen op de Dam. Niet
om zijn Mosselen te verkopen, daarvoor was het veel te druk. Maar waarom dan wel? Meestal
ruste hij wat uit op de Dam. Dan stond hij - soms halfmompelend - te kijken naar de drukte,
die op sommige dagen wel erg groot kom zijn. Een tik van een goede bekende of van een
haastige kruier, maakte meestal een eind aan zijn beschouwing. Dan pakte hij zijn kruiwagen
weer op en riep uit: 'Mossele!''Mossele als room!!!"
Maar niet alleen als mossel verkoper was hij bekend, Mossel was meer een bijnaam. Hij wist
ook heel wat over de geschiedenis van Amsterdam te vertellen.
'Waarom ik zo elke dag met mijn kruiwagen op de Dam kom? Och dat gaat zo vanzelf, ik
denk daar niet eens bij. Maar ja, als je familie van vader op zoon er de kost heeft verdiend, en
als je er zelf zoveel jaren gewerkt hebt, dan raak je aan zo'n plaats gehecht. En dan als je oud
bent zoals ik en zoveel van de wereld hebt gezien, merk je meer op dan menig ander. Als ik
onze schepenen en burgemeesters deftig van het stadhuis zie komen, dan denk ik vaak: 'Ik ben
nog steeds blij dat  je grootvader een zeepziederij had op 't Damrak. 'k weet nog best dat je
vader een teerkokerij dreef aan de Ijkant. Ik weet nog best dat de vader van die andere adele
een eenvoudig huis had op de Nieuwendijk. En zie eens wat een paleizen van een
grachtenpanden hun zonen nu hebben op de Keizersgracht! Ja, je ziet hier heel wat
veranderen. 
Ik kan jullie de dragers en slepers aanwijzen, die vroeger in de Spaanse tijd eigen schepen in
de familie hadden. En dan al die vreemdelingen! Als ik die met elkaar zie onderhandelen, dan
komen mijn eigen jonge jaren weer voor de geest, toen ik die mannen in hun eigen land Syrië
en aan de Perzische kust bezig heb gezien. Met hun tulbanden en satijnen gewaden, die hier
komen handelen en rijk worden. Want, dan wil ik maar even zeggen: er is in alle hoeken van
de wereld geen stad te vinden die zo welvarend is als Amsterdam. En dat voel je nergens zo
goed als op de Dam. Moet je kijken aan de andere kant: het gekrioel om de beurs. Daar wordt
gezorgd dat de hele bijenkorf in beweging blijft. De waag met al die sleden en karren, de
drukte van aanslepen en wegdragen. En dan ons trots stadhuis, waar het verstand woont, dat al
die drukte besturen moet…
Nergens anders zie je zoveel bij elkaar als hier! 
En nu weet ik waarom ik hier altijd ben: als ik niet per dag minstens éénmaal op de Dam ben
geweest kan ik niet slapen. Maar goed, ik moet mijn verhaal eindigen want ik hoorde net de
Lange Jan (de Westertoren) tien uur slaan, en dan moet ik terug naar huis.