Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 2 
Next page End  

Naam : ……………………………………..
Begrijpend lezen : de verwijswoorden extra oefeningen.
1.
Chocolade wordt gemaakt van de cacaoboon.
2.
Die groeit aan de cacaoboom.
3.
In Afrika groeien er veel.
4.
Daar is het weer lekker warm.
______________________
? die ( regel 2)
______________________
? er ( regel 3)
______________________
? daar ( regel 4)
5.
In de zomer vliegen er veel vlinders rond.
6.
Zij ontpoppen uit de rups.
7.
Hoelang denk je dat dat duurt?
______________________
? zij ( regel 6)
______________________
? dat ( regel 7)
8.
Vanessa heeft een hond en twee katten.
9.
De dieren moet je verzorgen.
______________________
? dieren ( regel 10)
10. In de klas hangen de afspraken omhoog.
11. We hebben ze opgeschreven om ze niet te vergeten.
______________________
? ze ( regel 12)
12. Voor de vakantie hebben we in de klas gekookt.
13. We hebben er chocoladerotsjes gemaakt.
14. Iedereen heeft er geproefd.
______________________
? er ( regel 14)
______________________
? er ( regel 15)