Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 3 
Next page End  

Laat de volgorde duidelijk zien! (De nummers op dit vel mogen veranderd worden.)
Laat zien wat de puntentelling is bij elke oefening.
Hoe beter de conditie, hoe meer punten.
Er worden tweetallen gevormd, blijft er een kind over, dan moet er met z'n drieën gewerkt worden
en dan ook meteen een aantal drietallen meer. (Per oefening kunnen twee tweetallen terecht; dus
in totaal 32 kinderen. Heb je meer kinderen in de klas dan kun je een rustpauze invoegen.) 
Leg uit dat terwijl de ene de oefening doet, de andere persoon telt, dit moet hardop gebeuren
zodat er later geen meningsverschillen kunnen ontstaan over het aantal behaalde punten. 
Zeg dat de leerkracht een begin- en een eindsignaal geeft.
Er wordt een proefronde gedraaid. Ongeveer 15 sec. per kind. Als leerkracht let je op: wordt er
goed doorgedraaid? Worden de oefeningen goed uitgevoerd? Gaat het tellen goed?
De scoreformulieren worden uitgedeeld, per kind één papier, per tweetal één pen. 
Het scoreformulier wordt uitgelegd. De derde kolom wordt in de gymzaal uitgelegd en de
totaalscore wordt in de klas berekend. De kinderen moeten goed kijken bij welk onderdeel ze staan
en dit moet ook goed worden ingevuld op het formulier. 
Nu gaan ze echt beginnen. Per ronde 30 sec. Gebruik een stopwatch en een fluitje. 
Als je klaar bent kun je ze ook een oorkonde geven.
Evaluatie (± 10 min)
Een kort spelletje.