Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 2 
Next page End  

Wat heb je nodig?
1.
Een touw van tenminste 3 meter.
Touw zit aan een kant vast aan een vast ophangpunt als stander/haakje/sport klauterraam.
Vloerstrips of kl. matje waarop leerling staat die draait. Bank met twee wachtende
leerlingen, die tellen en/of zandloper (1 min.) bijhouden, daarna wisselen.
2.
Aantal kleine springtouwen met pilonnen die straatje voorstellen, 
rechterkant heen/linker kant terug
Volgorde van leervoorstellen
Bij 1:
Spring-leerling staat naast het touw (touw naast enkels).
Draai-leerling draait touw met hoge en regelmatige bogen. Springleerling mag 3 x fout springen of
tien keer goed over touw springen.
Wachtende leerlingen op bank tellen mee en wisselen na 3 x fout / 10 x goed.
Later wisselen als zandloper leeg is, die door wachtleerlingen wordt bijgehouden.
Bij 2:
Leerling a probeert op eigen wijze al draaiend en overspringend naar overkant van 'straatje' te
komen, aan andere kant terug, dan wisselen en touw over te geven.
Groepering
Bij 1:
5 of 6 leerlingen bij 1, waarvan 1 draaier,
1 springer, 2 of 3 wachters/tellers op de bank. Leerlingen worden aangewezen.
Bij 2:
6 leerlingen / met tweetallen een springtouwtje. Leerlingen worden aangewezen.