Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 12 
Next page End  

Werkblad
Onderwerp: Aarde
Bekijk of je de volgende materialen op je tafel hebt staan.
Pot met zand (2 keer)
Pot met klei (2 keer)
Pot met potaarde (2 keer)
Pot met modder (2 keer)
Tuinkerszaadjes
4 etiketten
Schema
Opdracht 1.
In deze vier potten zitten verschillende grondsoorten. 
In ieder potje evenveel.
Zand
Klei
Potaarde
Modder
Druk de grond zachtjes aan. Schep met een lepel water in de potten. Doe dat net zo lang
tot de grond onder water staat..
Tel hoeveel lepels water je in ieder potje giet schrijf het schema over in je schrift en vul
dan de antwoorden in.
Grondsoort
Aantal lepels
Zand
Klei
Potaarde
Schoolgrond
Opdracht 2
In welke grond zakt het meeste water weg?
Schrijf op in je schrift.
Opdracht 3
Je hebt gezien dat in de ene grondsoort meer water wegzakt dan in de andere grondsoort.
Dat heeft te maken met de korreligheid van de grondsoorten. Schrijf de zinnen over in je
schrift met het goede woord.
Zand heeft grote/kleine korrels
Klei heeft grote/kleine korrels
De ruimte tussen de zandkorrels is groter/kleiner dan de ruimte tussen de
kleikorrels.
Er is in zand/klei dus meer ruimte voor water