Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 2 
Next page End  

Copyright © 2000 - 2001 Lesidee. Alle rechten voorbehouden.
Voor meer lesideeën: ga naar www.lesidee.nl
De Maansverduistering.
 
In de hoge boom zat Udo de Uil een beetje te slapen. Uilen zijn dan wel nachtvogels,
maar zo nu en dan willen ze ook ’s nachts wel eens gaan slapen. De oude uil, die meestal
“Meneer Udo” werd genoemd, had een drukke nacht achter de rug! Al vroeg in de
avond lukte het hem om een jong muisje te verschalken! Hij had het lekker opgepeuzeld,
maar het was wel een beetje weinig geweest! Daarom was hij om een uur of twee
opnieuw uitgevlogen. En ook deze keer had Meneer Udo geluk! Het was een flinke  muis
geweest, die hij had weten te vangen. Dat was al weer een uurtje geleden en de uil zat nu
nog uit te rusten van al dat werk.
 
Maar lang duurde dat jammer genoeg niet. Udo werd wakker door een vreselijk gepiep.
Hij keek boos om zich heen en toen zag hij meteen welk dier er zo te keer ging. Het was
Vlerk, de oudste vleermuis uit het grote dierenbos, samen met wel tien andere
vleermuizen. Al piepend vloog Vlerk op hem af. Toen de vleermuis vlak bij hem was, zei
hij: “O, meneer Udo, er is iets vreselijks aan de hand! Wij zijn allemaal vreselijk bang!”.
“Wat is er dan toch aan de hand?” vroeg Udo. “Nou, kijk maar eens naar de maan!” zei
Vlerk toen.  En ja, nu zag meneer Udo het met zijn eigen ogen. Aan één kant was een
heel stuk van de maan  verdwenen! Toch wist de uil heel zeker, dat de maan nog
helemaal heel was geweest, toen hij die muizen ving. Ook de wijze, oude uil snapte er
niets van. Wat kon er nou toch aan de hand zijn?
 
Daar kwam nog een dier aanlopen. Het was Viktor de vos. Met zijn zware stem riep hij
naar boven, naar de uil: “Heb je de maan al gezien?”. “Ja” zei Udo, “weet jij wat er aan
de hand is?”. De vos vertelde, dat hij die middag een paar mannen door het bos had zien
lopen. Ze hadden lange gele jassen aan gehad, precies dezelfde kleur als de maan.
“Misschien zijn die kerels wel stukken maan aan het stelen om er nog meer van die
jassen van te maken!” zei hij nog.
Nog meer dieren kwamen op hen af. Twee dassen en een egelpaar, dat door al dat
gepraat uit hun winterslaap was gehaald. Ook heel veel vogels kwamen naar hen toe.
Het werd een drukte van belang! En ondertussen zagen ze met angstige ogen, dat de
maan steeds weer een stukje kleiner werd.
“We moeten er wat aan doen!” zei de oude uil, “Als we niets doen, dan hebben we straks
helemaal geen maan meer. Dan kan ik ’s nachts geen muis meer vinden!”. 
Ja, natuurlijk moesten ze wat gaan doen. Maar wat? Viktor had een plannetje. “We
lopen naar de maan toe en dan jagen we die kerels gewoonweg weg!”. De anderen
vonden dat niet zo’n verstandig plan. Misschien hadden die mannen wel geweren bij
zich!  Ze moesten er niet aan denken! 
“Ik weet wat!” riep Dorus, één van de dassen. “Ongeveer een half uur lopen hier
vandaan woont een tovenaar. Als iemand ons helpen kan, dan is hij het wel”. Viktor Vos
ging mee en natuurlijk Udo Uil. “Wijs jij ons maar de weg!” zei Udo tegen Dorus. Met
z’n drieën gingen ze op pad. De maan was nu al bijna voor de helft verdwenen! Veel
tijde hadden ze niet meer!
De tocht duurde iets korter dan een half uur. Toen zagen ze het hutje van de tovenaar al
tussen de boomstammen. Ze holden de laatste meters, want er was nu al bijna geen
maan meer te zien!. De das en de vos bonkten samen op de deur. Udo schreeuwde heel
hard: “Oehoe”. Daar ging de deur van het hutje al open. De tovenaar keek de drie
dieren met slaperige ogen aan. “Wat is dat voor een kabaal, midden in de  nacht!” riep
hij boos. “Kijk maar eens naar de maan!” brulden de dieren in koor. Nu zag de