|
Bewegingsonderwijs
|
Op en Neer en In- uitspringen
|
|
|
Wat heb je nodig?
- Een touw van tenminste 3 meter.
Touw zit aan een kant vast aan een vast ophangpunt als stander/haakje/sport klauterraam.
Vloerstrips of kl. matje waarop leerling staat die draait.
Bank met twee wachtende leerlingen, die tellen en/of zandloper (1 min.) bijhouden, daarna wisselen.
- Aantal kleine springtouwen met pilonnen die straatje voorstellen,
rechterkant heen/linker kant terug
|
|
Volgorde van leervoorstellen
Bij 1:
Spring-leerling staat naast het touw (touw naast enkels).
Draai-leerling draait touw met hoge en regelmatige bogen. Springleerling mag 3 x fout springen of tien keer goed
over touw springen.
Wachtende leerlingen op bank tellen mee en wisselen na 3 x fout / 10 x goed.
Later wisselen als zandloper leeg is, die door wachtleerlingen wordt bijgehouden.
Bij 2:
Leerling a probeert op eigen wijze al draaiend en overspringend naar overkant
van 'straatje' te komen, aan andere kant terug, dan wisselen en touw over te geven.
|
|
Groepering
Bij 1:
5 of 6 leerlingen bij 1, waarvan 1 draaier,
1 springer, 2 of 3 wachters/tellers op de bank. Leerlingen worden aangewezen.
Bij 2:
6 leerlingen / met tweetallen een springtouwtje. Leerlingen worden aangewezen.
|
|
|
Veranderen / uitbouwen door:
- B veranderen: keuze aan kinderen:
'Wie wil bij 1, wie bij 2'
- C veranderen: Bij 1:
aantal sprongen verhogen
touwspringversje erbij zingen.
uit het draaiende touw springen
halve draaien maken tijdens springen.
C veranderen bij 2:op de plaats met huppen of hinkelen
zo vaak tot je fout springt
bij verplaatsingen lopend sprijngen (li-re stap,over zelfgedraaide touw springen)
met 2-3-tallen precies naast elkaar (springers gaan even snel naar de overkant)
|
|
Copyright © 2000 - 2005 Lesidee. Alle rechten voorbehouden. |
|