groep1-2 groep3-4 groep5-6 groep7-8 contact onzeNieuweSite

Bewegingsonderwijs

Op en Neer en In- uitspringen
Wat heb je nodig?
  1. Een touw van tenminste 3 meter.
    Touw zit aan een kant vast aan een vast ophangpunt als stander/haakje/sport klauterraam.
    Vloerstrips of kl. matje waarop leerling staat die draait. Bank met twee wachtende leerlingen, die tellen en/of zandloper (1 min.) bijhouden, daarna wisselen.

  2. Aantal kleine springtouwen met pilonnen die straatje voorstellen,
    rechterkant heen/linker kant terug

Volgorde van leervoorstellen
Bij 1:
Spring-leerling staat naast het touw (touw naast enkels).
Draai-leerling draait touw met hoge en regelmatige bogen. Springleerling mag 3 x fout springen of tien keer goed over touw springen.
Wachtende leerlingen op bank tellen mee en wisselen na 3 x fout / 10 x goed.
Later wisselen als zandloper leeg is, die door wachtleerlingen wordt bijgehouden.

Bij 2:
Leerling a probeert op eigen wijze al draaiend en overspringend naar overkant van 'straatje' te komen, aan andere kant terug, dan wisselen en touw over te geven.
Groepering
Bij 1:
5 of 6 leerlingen bij 1, waarvan 1 draaier,
1 springer, 2 of 3 wachters/tellers op de bank. Leerlingen worden aangewezen.

Bij 2:
6 leerlingen / met tweetallen een springtouwtje. Leerlingen worden aangewezen.
Veranderen / uitbouwen door:
  1. B veranderen: keuze aan kinderen:
    'Wie wil bij 1, wie bij 2'
  2. C veranderen: Bij 1:
  • aantal sprongen verhogen
  • touwspringversje erbij zingen.
  • uit het draaiende touw springen
  • halve draaien maken tijdens springen.

  • C veranderen bij 2:
  • op de plaats met huppen of hinkelen
  • zo vaak tot je fout springt
  • bij verplaatsingen lopend sprijngen (li-re stap,over zelfgedraaide touw springen)
  • met 2-3-tallen precies naast elkaar (springers gaan even snel naar de overkant)


  • Copyright © 2000 - 2005 Lesidee. Alle rechten voorbehouden.