voor nog meer lessen: Lesidee.nl |
meet en weeghoekGroep: groep5Vakgebied: rekenen Thema: hoeken Omschrijving: Werkblad voor een meet- en weeghoek in groep 5. Evt. ook geschikt voor groep 4 of 6. Zoekwoorden: meten meet wegen weeg hoeken Namen: ____________ & ______________ Opdracht 1: Hoeveel kilo suiker weeg jij? Janneke heeft een broertje gekregen. Hij heet Tristan. Bij zijn geboorte woog hij 3920 gram. Dat is bijna net zoveel als 4 pakken suiker. Kijk maar. Nu één van jullie twee. Naam: _________________________ Geboortedatum: _________________ Gewicht: ____________ gram Kleur het aantal pakken suiker dat je woog bij je geboorte. Ga op de personenweegschaal staan en lees af hoeveel kilo je nu weegt. Ik weeg nu _____________ kilo. Dat zijn ____________ pakken suiker. Kleur het aantal pakken suiker dat je nu weegt. 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker Opdracht 2: De weegschaal van vroeger Vroeger waren er geen supermarkten voor je boodschappen. In ieder dorpje was wel een kruidenierswinkeltje te vinden. De kruidenier van 50 jaar geleden verkocht van alles: levensmiddelen als koffie, rijst, bonen en spullen die je nu bij de drogist koopt als shampoo en levertraan. Tegenwoordig koop je je shampoo in een flesje, het waspoeder in een pak of fles, de rijst in een pak of zak. Vroeger was dat wel anders. Kocht je bijvoorbeeld rijst of zout, dan schepte de kruidenier dit uit een emmer of vat, deed het in een papieren zakje en woog het op de weegschaal. Snoep zat in grote stopflessen. Klanten kochten een half ons (= 50 gram) of een ons (= 100 gram) snoep en dat ging in puntzakken. Onthoud goed: 1 kg (kilo) = 1000 g (gram) Nu gaan jullie wat oefenen met deze weegschaal van vroeger. Je hebt de oude weegschaal nodig van vroeger en de gewichtjes. Die gewichtjes zien er zo uit: 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker 1 kilo suiker Het voorwerp (wat je wilt wegen) zet je aan de ene kant van de balans (weegschaal) en met de gewichtjes kijk je dan (aan de andere kant) hoeveel het weegt. Je ziet dat doordat de weegschaal dan in evenwicht is. Controleer je antwoord door het voorwerp daarna op de keukenweegschaal te leggen. Weeg de volgende dingen en vul de tabel in. voorwerp gewicht met de balans gewicht met keukenweegschaal Rekendomino (doos) glazen potje mok (van de juf) (dik) leesboek Opdracht 3: Hoe lang ben jij? Voor deze opdracht heb je de rolmaat nodig. Om de beurt gaan jullie tegen de muur staan. Jullie meten bij elkaar op hoelang je bent. __________________ is ____ m en ____ cm lang __________________ is ____ m en ____ cm lang Kijk goed naar de cijfertjes op de rolmaat en vul in: 1m (meter) = _____ cm (centimeter) Opdracht 4: Zoeken maar Pak een liniaal, ga op zoek naar dingen van 1cm (centimeter) en schrijf ze op: Onthoud nu goed: 10 cm (centimeter) = 1 dm (decimeter) Ga in de klas op zoek naar dingen van 1 dm (= 10 cm) en schrijf ze hieronder op: Teken hiernaast 1 cm: Teken hiernaast 1 dm:
|