voor nog meer lessen: Lesidee.nl |
De provincies van NederlandGroep: groep6Vakgebied: aardrijkskunde Thema: wonen Omschrijving: Een les om een begin te maken aan de provincies. Zoekwoorden: provincies nederland atracties wonen Hoofdvestiging: Jan Tooropstraat 136 1061 AD Amsterdam 020 6137079 e-mail: amsterdam@hs-ipabo.edu Algemene website: http://www.hs-ipabo.edu Nevenvestiging: Gabriël Metsulaan 34 1816 EP Alkmaar 072 5121868 e-mail: alkmaar@hs-ipabo.edu Meer info? http://student.hs-ipabo.edu LESBESCHRIJVINGS FORMULIER Gegevens Stageschool Gegevens Student Stageschool Plaats Stagementor Stagegroep Aantal kinderen De Groeterschool De Groeterschool Groeterschool roeterschool oeterschool rs chool hool Groet Groet r oet Esther de Glas Est her de Glas r Glas Groep 6/7 Groep 6/7 r oep 6/7 26 26 Datum Naam student Klas 201 20 10-05 0-05 Kim de Blieck Kim de Blieck de Blieck Blieck ck L 26 L 26 26 Gegevens Stage opdracht Beschrijving stage opdracht Geef een concret Geef een concret een concret concret concret cret ret et e les waarbij het e les waarbij het les waarbij het rbij het doel is de kinderen (as doel is de kinderen (as kinderen (as ren (as (as pect pect ct en van) en van) van) kaartv kaartv r tv aardighei aardighei rdighei dighei d t d t te leren. Tijdens de e leren. Tijdens de leren. Tijdens de r module maak je kennis met module maak je kennis met maak je kennis met je kennis met met een aant een aant aant al al v v oorbeelden, die je kunt ombouwen oorbeelden, die je kunt ombouwen r beelden, die je kunt ombouwen kunt ombouwen ombouwen zodat deze geschikt zijn op de les zodat deze geschikt zijn op de les geschikt zijn op de les op de les de les les s en en v v an je st an je st je st st ageschool. ageschool. Code stageopdracht H-AK-1 H-AK- 1 Paraaf Mentor BEGINSITUATIE In welk lokaal geef je les? In het lokaal van gr In het lokaal van gr het lokaal van gr an gr groep 6/7 oep 6/7 6/7 Hoeveel van dit soort lessen heb je al aan deze groep gegeven? Nog geen. Nog geen. geen. Wie Wat int Wat int eress eress r eert de kinder eert de kinder r t de kinder kinderen als je denkt aan het onderwerp/t en als je denkt aan het onderwerp/t denkt aan het onderwerp/t het onderwerp/t onderwerp/t r r p/t hema v hema v v an je an je je les? Zijn er s les ? Zijn er s Zijn er s er s r pecifieke as pecifieke as cifieke as as pect pect ct en die je, vanuit hun int en die je, vanuit hun int die je, vanuit hun int je, vanuit hun int v anuit hun int int eress ress se, in jouw les kunt e, in jouw les kunt in jouw les kunt jouw les kunt les kunt gebruiken? gebruiken? r uiken? De les die ik ga geven gaat ov De les die ik ga geven gaat ov les die ik ga geven gaat ov ik ga geven gaat ov ga geven gaat ov geven gaat ov gaat ov er de prov er de prov r de prov prov rov ov incies incies cies v an Nederland. Ik ga het an Nederland. Ik ga het Nederland. Ik ga het r land. Ik ga het Ik ga het ga het het hebben ov ov er er r de pret de pret pret r et parken In parken In r ken In In welke provincies liggen die. De interes welke provincies liggen die. De interes provincies liggen die. De interes r ov incies liggen die. De interes cies liggen die. De interes die. De interes De interes interes res es se v se v v an de kinder an de kinder de kinder kinderen zal en zal zal hier hier r door get door get r get rokken wor okken wor wor r den. den. De s De s s feer in de groep. Voelen feer in de groep. Voelen r in de groep. Voelen de groep. Voelen groep. Voelen r oep. Voelen Voelen de kinder de kinder kinder en zich v en zich v zich v v eilig, kunnen ze zonder eilig, kunnen ze zonder kunnen ze zonder ze zonder zonder r aangevallen t aangevallen t t e worden s e worden s worden s r den s s preken? Hoe zijn de s preken? Hoe zijn de s r eken? Hoe zijn de s Hoe zijn de s zijn de s de s s ociale v ociale v ciale v v aardigheden en aardigheden en r digheden en en verhoudingen? v erhoudingen? rhoudingen? Er heerst Er heerst r s t ov ov er het er het r algemeen genomen een ont genomen een ont een ont ont s pannen sfeer in de groep, er zitt pannen sfeer in de groep, er zitt sfeer in de groep, er zitt feer in de groep, er zitt groep, er zitt r oep, er zitt er zitt r zitt en wel en wel wel een aantal leerlingen tuss een aantal leerlingen tuss aantal leerlingen tuss leerlingen tuss r lingen tuss t uss en die niet en die niet die niet niet s nel uit zichzelf hun vinger op zullen st nel uit zichzelf hun vinger op zullen st uit zichzelf hun vinger op zullen st hun vinger op zullen st vinger op zullen st r zullen st st eken om eken om om een ant een ant ant woord woord r d te gev t e gev gev en. en. Kunnen ze begrip Kunnen ze begrip ze begrip begrip rip tonen v tonen v v oor elkaar, zowel voor elkaars mening, v oor elkaar, zowel voor elkaars mening, v r r, zowel voor elkaars mening, v zowel voor elkaars mening, v voor elkaars mening, v r r s mening, v v oor de oor de r ander als ander als r persoon als voor het werk r soon als voor het werk r k van de ander? v an de ander”? de ander”? ander”? r ? Zijn er m.b.t. de concentr Zijn er m.b.t. de concentr er m.b.t. de concentr r m.b.t. de concentr . de concentr concentr centr at at ie grot ie grot grot r ot e vers e vers vers rs schillen t chillen t t us us s sen de en de de leerlingen? leer lingen? (s (spannings pannings boog) boog) Er zit een groot Er zit een groot groot r oot v v erschil tus erschil tus r schil tus tus sen de concent sen de concent de concent concent concent cent ratie van de leerlingen. Er zijn leerlingen atie van de leerlingen. Er zijn leerlingen van de leerlingen. Er zijn leerlingen de leerlingen. Er zijn leerlingen leerlingen. Er zijn leerlingen r lingen. Er zijn leerlingen Er zijn leerlingen leerlingen rlingen die goed meedoen met de les die goed meedoen met de les goed meedoen met de les meedoen met de les de les les zonder onder r r brekingen. Maar er zit brekingen. Maar er zit r ekingen. Maar er zit M aar er zit r er zit r t t en ook een aant en ook een aant ook een aant een aant aant al leerlingen tuss leerlingen tuss r lingen tuss t uss en die je regel en die je regel die je regel je regel regel r egelmat mat ig opnieuw bij de les ig opnieuw bij de les opnieuw bij de les bij de les les moet bet® bet® rekken. ekken. Wat is de mat Wat is de mat mat e v e v v an zelfst an zelfst zelfst andigheid? andigheid? Dit v Dit verschilt per kind. Het ene kind komt alleen als hij of zij er echt erschilt per kind. Het ene kind komt alleen als hij of zij er echt r schilt per kind. Het ene kind komt alleen als hij of zij er echt Het ene kind komt alleen als hij of zij er echt kind komt alleen als hij of zij er echt komt alleen als hij of zij er echt alleen als hij of zij er echt als hij of zij er echt zij er echt er echt r cht niet uitkomt , het , het het andere kind andere kind r e kind komt bij iedere vr komt bij iedere vr iedere vr re vr e vr v r aag naar de juf t aag naar de juf t naar de juf t r de juf t juf t t oe, al is het om een bev oe, al is het om een bev al is het om een bev om een bev een bev bev est est iging of hij iging of hij of hij hij of zij het of zij het zij het goed doet doet . . Hoe is Hoe is is de t t aalv aalv aardighei aardighei r digheid v d v v an deze groep; zijn er grote vers an deze groep; zijn er grote vers deze groep; zijn er grote vers groep; zijn er grote vers roep; zijn er grote vers er grote vers r rote vers e vers v ers rs chillen; hoe hillen; hoe worden die v worden die v rden die v den die v verschillen gehant erschillen gehant r schillen gehant gehant eer eer r d? d? Ook dit Ook dit dit v ers ers r chilt per kind. Er zijn geen kinderen in deze groep die gebrekkig of zelfs hilt per kind. Er zijn geen kinderen in deze groep die gebrekkig of zelfs r kind. Er zijn geen kinderen in deze groep die gebrekkig of zelfs Er zijn geen kinderen in deze groep die gebrekkig of zelfs geen kinderen in deze groep die gebrekkig of zelfs kinderen in deze groep die gebrekkig of zelfs r en in deze groep die gebrekkig of zelfs in deze groep die gebrekkig of zelfs deze groep die gebrekkig of zelfs groep die gebrekkig of zelfs roep die gebrekkig of zelfs die gebr ekkig of zelfs zelfs helemaal geen Nederlands prat helemaal geen Nederlands prat Nederlands prat rlands prat r at en, dus en, dus daar hoef ik geen rekening mee te houden,. daar hoef ik geen rekening mee te houden,. r ik geen rekening mee te houden,. geen rekening mee te houden,. rekening mee te houden,. r ekening mee te houden,. mee te houden,. te houden,. e houden,. houden,. Wat Kennis: Wat wet Kennis: Wat wet en/kennen/beheers en/kennen/beheers r en de kinderen al m. en de kinderen al m. de kinderen al m. kinderen al m. ren al m. en al m. al m. m. b.t. de activiteit die je gaat b.t. de activiteit die je gaat activiteit die je gaat ctiviteit die je gaat je gaat gaat gev geven? Hebben ze al eens en? Hebben ze al eens ze al eens al eens eens opperv rv lakkig kennis lakkig kennis kennis gemaakt met met dat dat gene wat gene wat wat aan de orde de orde orde r de komt? komt? De kinderen hebben al t De kinderen hebben al t kinderen hebben al t r hebben al t al t t e maken gehad met maken gehad met gehad met met het opzoeken van een klein aant het opzoeken van een klein aant van een klein aant een klein aant klein aant aant al al plaat plaats sen, met en, met met behulp v behulp v v an een atlas een atlas atlas , in de prov , in de prov in de prov de prov prov r ov incies incies cies . . Att At t it it ude: Hebben de kinderen interes ude: Hebben de kinderen interes kinderen interes ren interes interes r es se/plezier in de inhoud van de act se/plezier in de inhoud van de act r in de inhoud van de act de inhoud van de act inhoud van de act van de act de act act ctiviteit iv it eit/les die /les die je gaat je gaat gaat gev en? en? De kinderen zullen deze les De kinderen zullen deze les kinderen zullen deze les r zullen deze les deze les les als int eress eress r ess ant erv ant erv r aren, omdat het een onderwerp is waar aren, omdat het een onderwerp is waar r en, omdat het een onderwerp is waar een onderwerp is waar onderwerp is waar rwerp is waar rp is waar is waar r ze nog vaak mee t ze nog vaak mee t nog vaak mee t vaak mee t mee t mee t t e maken zullen hebben. e maken zullen hebben. maken zullen hebben. zullen hebben. hebben. EIGEN LEERDOELEN Formuleer twee concrete leerdoelen 1 e doel Ik wil leren om v Ik wil leren om v wil leren om v r en om v om v v eel uit de kinderen t eel uit de kinderen t uit de kinderen t kinderen t ren t t e halen, maar toch e halen, maar toch halen, maar toch maar toch r och ch de orde t de orde t orde t rde t de t t e bewaren in de groep. e bewaren in de groep. bewaren in de groep. r en in de groep. in de groep. de groep. groep. r oep. 2 e doel Ik wil leren om een kaart te gebruiken tijdens de les Ik wil leren om een kaart te gebruiken tijdens de les wil leren om een kaart te gebruiken tijdens de les r en om een kaart te gebruiken tijdens de les om een kaart te gebruiken tijdens de les een kaart te gebruiken tijdens de les kaart te gebruiken tijdens de les r t te gebruiken tijdens de les t e gebruiken tijdens de les gebruiken tijdens de les ruiken tijdens de les uiken tijdens de les les . . LESDOELEN Algemene doelen De kinderen komen maken kennis met De kinderen komen maken kennis met kinderen komen maken kennis met r en komen maken kennis met maken kennis met kennis met een klassikale TOPO les v klassikale TOPO les v TOPO les v an mij. an mij. mij. Concrete, vakgerichte doelen De kinderen herkennen de provinc De kinderen herkennen de provinc kinderen herkennen de provinc r en herkennen de provinc herkennen de provinc rkennen de provinc de provinc provinc r ies van Nederland. Nederland. r De kinderen kunnen een beeld De kinderen kunnen een beeld kinderen kunnen een beeld r en kunnen een beeld kunnen een beeld een beeld beeld v vormen v ormen v r men v v an deze provincie. an deze provincie. deze provincie. provincie. rovincie. cie. DE LES ORIENTATIEFASE In deze fase komen veelal drie onderdelen aan de orde: Introduceren Informeren Instrueren Wat doe ik? Wat doen de kinderen? Ik heb de kaart van Nederland opgehangen voorin de klas. Ik heb de kaart van Nederland opgehangen voorin de klas. heb de kaart van Nederland opgehangen voorin de klas. de kaart van Nederland opgehangen voorin de klas. de kaart van Nederland opgehangen voorin de klas. kaart van Nederland opgehangen voorin de klas. r t van Nederland opgehangen voorin de klas. rland opgehangen voorin de klas. opgehangen voorin de klas. voor in de klas. de klas. klas. Ik begin met de vr Ik begin met de vr begin met de vr met de vr de vr aag wat aag wat wat de Hoofds Hoofds t t ad v ad v v an Nederland an Nederland Nederland r land is? Ik vraag de kinderen of is? Ik vraag de kinderen of Ik vraag de kinderen of vraag de kinderen of de kinderen of kinderen of r en of of ze weten wat ze weten wat weten wat wat een prov prov r ovincie is incie is cie is is . Ik laat de kinder Ik laat de kinder laat de kinder de kinder kinder r en zien dat en zien dat zien dat dat ons land in prov in prov prov r ov incies incies cies is v v erdeel erdeel rdeel d. Ik v d. Ik v v raag 1 v aag 1 v 1 v 1 v an de kinder an de kinder de kinder kinder r en t en t t e laten zien waar e laten zien waar laten zien waar zien waar waar r de s de s s chool ongev hool ongev eer op de kaart eer op de kaart r kaart r is . En v . En v En v v r aag ze of zij aag ze of zij ze of zij of zij zij weten in welke provinc weten in welke provinc in welke provinc welke provinc provinc r ovincie wij wonen. Ik vr ie wij wonen. Ik vr wij wonen. Ik vr vr aag de kinderen aag de kinderen de kinderen kinderen r en of zij nog een naam v of zij nog een naam v zij nog een naam v een naam v naam v v an een provincie weten, en hoe ze an een provincie weten, en hoe ze een provincie weten, en hoe ze provincie weten, en hoe ze rovincie weten, en hoe ze cie weten, en hoe ze weten, en hoe ze en hoe ze ze weten dat weten dat dat die prov prov rov ov incie zo heet incie zo heet cie zo heet zo heet heet . Ik leg uit hoe de . Ik leg uit hoe de Ik leg uit hoe de leg uit hoe de uit hoe de hoe de de kinderen in de at kinderen in de at r en in de at in de at de at at las de prov las de prov prov r ov incies incies cies kunnen opzoeken, en hoe opzoeken, en hoe en hoe hoe ze de hoofds ze de hoofds de hoofds hoofds teden erv teden erv erv rv an kunnen herkennen. an kunnen herkennen. kunnen herkennen. herkennen. r kennen. De kinderen geven ant De kinderen geven ant kinderen geven ant r geven ant en ant ant woord op mijn vragen en v woord op mijn vragen en v rd op mijn vragen en v op mijn vragen en v mijn vragen en v vragen en v r agen en v en v v ertellen waar ertellen waar rtellen waar waar r ze zijn gewees ze zijn gewees zijn gewees gewees t en hoe het t en hoe het en hoe het hoe het het daar was. r De organisatie De kinderen zit De kinderen zit kinderen zit r en zit zit ten op hun eigen plaats ten op hun eigen plaats op hun eigen plaats hun eigen plaats eigen plaats plaats . Ik heb de kaart . Ik heb de kaart Ik heb de kaart heb de kaart de kaart kaart rt t van Nederland al voor de les v an Nederland al voor de les Nederland al voor de les r land al voor de les al voor de les r de les de les les opgehangen. Tijdsduur: 10-15 minut Tijdsduur: 10-15 minut r : 10-15 minut 10-15 minut 15 minut minut en. en. UITVOERINGSFASE In deze fase komen veelal twee onderdelen aan de orde: Observeren Begeleiden Wat doe ik? Wat doen de kinderen? Ik loop rond om Ik loop rond om loop rond om r ond om om t te kijken of ieder e kijken of ieder kijken of ieder of ieder of ieder iedereen kan st een kan st kan st art art rt en en help en en help en help en help help daar waar nodig. daar waar nodig. r r De kinderen maken met behulp van De kinderen maken met behulp van kinderen maken met behulp van ren maken met behulp van maken met behulp van met behulp van behulp van de atlas het werkblad. de atlas het werkblad. atlas het werkblad. het werkblad. r kblad. De organisatie De klass De klass klass endiens endiens t heeft de werkbladen, at t heeft de werkbladen, at werkbladen, at r kbladen, at lass lass en en potlood uit en en potlood uit en potlood uit potlood uit uit gedeeld. gedeeld. Tijdsduur: 15 minut Tijdsduur: 15 minut r : 15 minut 15 minut en. en. AFSLUITINGSFASE In deze fase komen veelal twee onderdelen aan de orde: Afronden Nabespreken Nabeschouwen Wat doe ik? Wat doen de kinderen? Ik bes Ik bes bes preek nu de opdrachten met preek nu de opdrachten met r nu de opdrachten met de opdrachten met opdrachten met r achten met chten met met de kinderen. Ik laat de kinderen. Ik laat de ren. Ik laat de Ik laat de Ik laat de laat de de kinderen ev kinderen ev r en ev ev entueel hun ant entueel hun ant ant woorden op de kaart woorden op de kaart rden op de kaart den op de kaart de kaart kaart rt aanwijzen. Gev Gev en hun antwoorden en en hun antwoorden en hun antwoorden en antwoorden en r den en en vert vert rt tellen waarom zij iet ellen waarom zij iet waarom zij iet rom zij iet om zij iet zij iet iet s denken. s denken. denken. De organisatie De organisatie organisatie rganisatie ganisat ie De kinderen zit De kinderen zit kinderen zit r en zit zit ten op hun eigen plaats ten op hun eigen plaats op hun eigen plaats hun eigen plaats eigen plaats plaats . . Tijdsduur: 5 10 minut Tijdsduur: 5 – 10 minut r : 5 – 10 minut 5 1 0 minut minut en. en.
|