voor nog meer lessen: Lesidee.nl |
lesideeen over waarden en normenGroep: groep1,groep2,groep3,groep4Vakgebied: maatschappijleer Thema: normen en waarden Omschrijving: dit is een lessenserie over waarden en normen bedoeld als idee. de lessen kun je doorelkaar gebruiken en zit geen vaste volgorde in. Zoekwoorden: normen waarden maatschappij handpoppen beleefdheid trouw vriendschap emoties verdrietig blij boos bang positief zelfbeeld Lesideeën over waarden en normen Les 1 De kinderen zitten in de kring en de leerkracht heeft twee handpoppen op schoot. De twee handpoppen hebben een gesprekje met elkaar over wat ze goed kunnen en niet zo goed kunnen en wat ze dus nog moeten leren. De een kan bijvoorbeeld goed opruimen en de ander kan weer goed lezen. Dan vraagt de leerkracht aan de kinderen of ze iets kunnen opnoemen van zichzelf wat ze goed kunnen. De leerkracht heeft een groot vel en een stift en noteert de antwoorden van de kinderen op het vel. Boven aan het vel komt te staan: Ik kan goed , daaronder de namen en het antwoord. Bij deze les gaat het erom dat kinderen een positief zelfbeeld krijgen en worden alleen de positieve kanten van de kinderen benadrukt. ook zou je als inleiding het volgende versje kunnen gebruiken: Dit ben ik, met mijn oorbellen, Dit ben ik, met mijn lange haren. ik houd echt van opschieten, En ik ben vaak als eerste klaar. Dit ben ik, met mijn stoere pet, Dit ben ik, zie je hoe ik lach, Ik kan goed grapjes maken, En heb altijd een goede dag. Les 2 De kinderen zitten in de kring en de leerkracht laat met zijn gezichtsuitdrukking zien hoe die zich voelt. Kunnen de kinderen dat nadoen? En om welke emotie gaat het dan? daarna volgt er een gesprekje met ongeveer deze vragen: Hoe wisten jullie steeds zo goed hoe ik me voelde? Hebben jullie je ook wel eens zo gevoeld? Vertel eens wat er was gebeurd toen je je zo voelde. Bij alle emoties kun je deze vragen stellen. Ook moet de leerkracht benadrukken dat alle mensen dezelfde emoties hebben, iedereen is wel eens boos of verdrietig. Als verwerkingsopdracht hangen er op het bord 4 plaatjes van verschillende emoties namelijk; blij, verdrietig, boos, bang. De kinderen zoeken in tijdschriften plaatjes met die vier verschillende emoties en plakken ze die eronder. In de loop van de week kun je inspringen op de reacties van kinderen. Bijvoorbeeld: zo te zien ben je nu boos /verdrietig /blij /bang enz. Les 3 De leerkracht speelt een mevrouw die dorst heeft en wat gaat inschenken. De kinderen zitten van tevoren al in de kring. Zorg dat er in het midden van de kring een tafeltje staat met een glas en een kan water en een telefoon. Terwijl de mevrouw een glas water inschenkt gaat de telefoon en begint enthousiast te babbelen met iemand aan de andere kant van de lijn. De mevrouw schenkt door en heeft niet in de gaten dat het glas overstroomt. Dan ziet de leerkracht in de rol van die mevrouw dat haar mooie, dure tapijt helemaal nat is geworden. Ze is er helemaal verdrietig van. Dan wordt de mevrouw weer leerkracht en praten de leerkracht met de kinderen over wat er net gebeurt is. Wat gebeurde er? Wat is daar erg aan? Wat had de mevrouw beter kunnen doen? Praat kort met de kinderen over de gevolgen van je eigen handelen. Bijvoorbeeld als je de dop van je stift aflaat, dan droogt deze uit en kun je hem niet meer gebruiken. Dan mogen de kinderen nog meer voorbeeldjes bedenken. Bespreek daarna de volgende situaties met de vraag erbij; wat zou er nu kunnen gebeuren? Situatie 1: Je wilt heel graag een film zien op TV. Je zeurt de oren van je moeders hoofd, maar die zegt dat ze even geen tijd heeft om daar over na te denken. maar je blijft doorzeuren Situatie 2: je hebt je fietssleutel in je jaszak gedaan. Daarna ga je de hele middag lekker voetballen. Je rent van de ene kant van het veld naar de andere. Wat heb je een plezier. Dan wil je naar huis. Wat zou er nu kunnen gebeuren? Situatie 3: Je ziet dat een grote jongen een meisje uit jouw klas pest. Ze begint te huilen. je loopt boos naar de grote jongen toe en roept dat hij daar mee op moet houden Situatie 4: Je hebt een plantje van school mee naar huis gekregen. Er zitten nog veel bloemen in de knop. De juf heeft gezegd dat je elke dag de plant een beetje water moet geven. Je zet het plantje in de vensterbank in het zonnetje. Maar denk je eraan om het water te geven? Wat zou er nu kunnen gebeuren? Situatie 5: Je stuurt je oma die alleen woont in een andere stad hier ver vandaan een kaartje met kerst. Wat zou er nu kunnen gebeuren? Besteed de rest van de week aandacht aan de gevolgen van je handelen. Bijvoorbeeld; ik zag dat je die puzzel daar op een hoge stapel hebt gezet, wat zou er nu kunnen gebeuren? Les 4 De kinderen zitten in de kring de leerkracht leest het volgende verhaal voor; De stickers Kim en Denise zijn beste vriendinnen. Ze spelen heel vaak samen. Ze kletsen en lachen veel en ze helpen elkaar. Ze maken ook wel eens ruzie, maar dat gaat gauw voorbij. Op een dag komt er een nieuw meisje in de klas. De juf zegt: Dit is Rienie. Rienie, ga jij maar naast Kim zitten. Kim kan je ook helpen als je iets niet weet. Denise kijkt nieuwsgierig naar het nieuwe meisje. Ze heeft een grappig gezicht en ze lijkt me wel aardig. Maar in de pauze weet Denise dat niet meer zo zeker. Rienie loop steeds achter hen aan. Als Denise dan zegt dat ze wel mee mag spelen zegt ze heel onaardig: "Niet met jou! Alleen met Kim." Nou ja! Denise kijkt Kim verbaasd aan. Kim haalt haar schouders op. Ze zegt:" Ik speel al met Denise. Je kunt met ons allebei of helemaal niet. Kies maar." Denise lacht naar haar vriendin. Precies, met allebei of helemaal niet. Rienie moet niet denken dat ze zomaar haar vriendin af kan pakken. Die middag gebeurt er weer iets. Rienie komt naar Kim toe met iets op haar rug. "Wat heb je?" Vraagt Kim nieuwsgierig. "Nee je mag het niet zien!" Roept Rienie. "Ik heb iets voor jou, maar dan moet je beloven dat je alleen met mij speelt. "Kims handen gaan naar beneden. Ze schudt haar hoofd:" Doe niet zo raar, ik wil helemaal niet alleen met jou spelen. Als Kim zich om wil draaien, laat Rienie toch maar gauw zien wat ze achter haar rug heeft. Het zijn prachtige dierenstickers. "Hoe kom je daaraan?" Vraagt kim ademloos. "Gekocht" zegt Rienie. "Hier" en ze legt ze snel in Kims hand en loopt weg. Kim staat er nog naar te kijken als Denise aan komt lopen. "Wat heb je?" Vraagt ze nieuwsgierig. "Oh, wat een mooie stickers! Hoe kom je daaraan?" Kim zucht. "Van Rienie gekregen, maar ik kan ze niet houden." "Waarom niet?" Vraagt Denise verbaasd. "Omdat ik iets terug moet doen wat ik niet wil." Antwoordt Kim boos. Denise snapt er niks meer van. stel vragen als: Wat probeerde Rienie te doen? Was dat aardig? Wat vonden Kim en Denise daarvan? Mocht Rienie geen vriendinnen worden met Kim en Denise? Hoe probeerde Rienie Kim toch voor zichzelf te krijgen? Wat vind je daarvan? Was Kim het daarmee eens? Hoe weet je dat? Wie hebben er in onze klas zo'n vriendschap? Ken je nog meer mensen die zo zijn met elkaar? Op wie kun je altijd rekenen? Zo'n vriendschap noem je een trouwe vriendschap. les 5 De kinderen zitten in de kring en de leerkracht heeft 2 handpoppen op schoot. De ene is een mensfiguur en de ander een niet mens figuur (maakt niet zoveel uit wat dan wel). Het vreemde wezen stelt zich aan de klas voor als Buddy van de planeet Soor. Hij vertelt dat hij is gestuurd om kennis te maken met de mensen van de planeet aarde. Dan ontmoet hij Keesje. Er volgt een gesprek tussen deze twee figuren. Dat gaat ongeveer als volgt. Dat ligt ook aan de inbreng van de leerkracht. Buddy: Goedendag beste mens hoe gaat het met u? Keesje: Hallo jij ziet er gek uit, wie ben jij? B: Ik ben Buddy, van de planeet Soor. Ik kom kennismaken met de mensen. K: Oh nou hartstikke leuk joh. Ik ben Keesje en ik ben een mens. B: Nogmaals goedendag beste mens. Hoe gaat het met u? K: Nou ja! Je hoeft tegen mij geen u te zeggen hoor ik ben maar een kind. B: O, het spijt me dat ik u beledigd heb. K: Joh, dat hoef je niet te spijten. Je hebt me helemaal niet beledigd. Maar hier worden kinderen niet met "u" aangesproken. B: Ik wilde alleen beleefd zijn. K: Nou dat ben je zeker, maar zo erg hoeft nou ook weer niet. B: Hoe wenst u aangesproken te worden dan? K: Zeg maar gewoon Keesje en jij en jou. B: Goed, beste Keesje. Ik dank u eeeuuuhh pardon, ik dank je vriendelijk voor je informatie. K: hahaha Je bent wel erg beleefd he. B: Dat is op onze planeet heel gewoon. Beleefdheid is erg belangrijk. is dat op aarde dan niet zo? K: Jawel, je moet wel beleefd zijn, maar niet zoals jij. Dat vinden wij een beetje overdreven. B: Kunt u .. euh pardon kun jij me dan vertellen wanneer je wel beleefd moet zijn? K: (kijkt de klas in) nou je mag bijvoorbeeld geen boer laten als er andere mensen bij zijn. Dat is erg onbeleefd. En je moet u zeggen tegen mensen die ouder zijn. En een scheet kun je natuurlijk ook niet laten. dat is heel onbeleefd. Kunnen jullie mij helpen. Wat is nog meer onbeleefd? Laat nu de kinderen opnoemen wat beleefde en onbeleefde dingen zijn hier op aarde. Ook kun je vragen aan de kinderen wat beleefde dingen zijn hier in de klas. bijvoorbeeld: als de juf een kind aan het helpen is, maar jij hebt ook hulp nodig wat is dan beleefd? En als je langs een groepje kinderen wilt, maar je kunt er niet door, wat is dan beleefd? Als je iets moet vragen aan de directeur, maar de deur zit dicht, wat is dan beleefd? Als je per ongeluk tegen iemand aan stoot bij het rennen naar buiten. Wat is dan beleefd? Je kunt deze situaties ook na laten spelen.
|