Voorlezen uit de heksen

Groep: groep7,groep8
Vakgebied: Taal: taal
Thema: heksen
Omschrijving: Een lesje voorlezen met vragen over de inhoud
Zoekwoorden: Voorlezen heksen taal roald dahl bovenbouw

Bijlage 03 Aanzet tot een lesvoorbereiding / voorlopig lesbeschrijvingsformulier (1
e
stageperiode)

1. Algemene gegevens:

Naam student: Kim Geelen

School / groep: Bs. D’r Henneberg, groep 7

(Les)activiteit: Voorlezen

Datum / tijd: 12 september 2002, 11:15 uur

2. Wat heb je met de mentor afgesproken?
- geef hier een korte beschrijving van de (les)opdracht
Ik heb met de mentor afgesproken dat ik de leerlingen een stukje ga voorlezen uit het boek ‘De
heksen’, geschreven door Roald Dahl.
3. Welke bedoelingen heb je met deze les?
- wat wil je met deze activiteit bereiken? /- wat wil je graag dat er geleerd wordt?
Mijn bedoeling van deze les is om te kijken ‘hoe’ de kinderen op mij reageren als lerares. Dit ga ik
doen door de leerlingen een verhaalfragment voor te lezen! Mijn 2
e
doel van deze les is te controleren
of de leerlingen opgelet hebben. Dit doe ik aan de hand van een vragenformulier dat ik voor ze
gemaakt heb. Ik wil ook graag dat de kinderen hun fantasie gebruiken. Dat doe ik aan de hand van een
huiswerkopdracht, nl. het maken van een tekening van een heks, hoe zij denken dat deze uitziet in dit
verhaal!
4. Waarmee moet je rekening houden bij de kinderen?
- beschrijf hier hoe je de beginsituatie van de kinderen bepaalt
- hoe is hun voorkennis? – wat weet je van hun vorderingen tot nu toe? – zijn er bijzondere problemen?
De kinderen vinden het fijn om voorgelezen te worden, mijn stagebegeleidster/ mentor zei dit. Alle
leerlingen weten wel wat een heks is, een verzonnen figuur! Ze hebben dus een normale voorkennis.
Toen ik zelf in groep 7 zat, heeft mijn meester destijds dit verhaal ook voorgelezen! Wij hingen met
onze klas aan zijn lippen toen hij voorlas! Dit wil ik ook graag bereiken! Het enige probleem dat ik
tegenkom is, dat de leerlingen niet opletten! Ze zijn met andere zaken bezig, zoals o.a. praten met
andere leerlingen. Dit los ik op door mijn intonatie te veranderen. Ik ga zachtjes praten, zodat ze wel
moeten luisteren, anders horen ze het niet! En als ik met veel pantomime werk, vinden de leerlingen
leuk, blijven de leerlingen beter opletten. Hoe interessanter ik het maak, hoe beter ze gaan opletten!
5. Waarmee moet je rekening houden bij jezelf?
- beschrijf hier je eigen beginsituatie met het oog op deze (les)activiteit
- wat weet je zelf al over het thema? – wat wil je zelf leren?
- welke moeilijkheden denk je tegen te komen? – hoe ga je daar mee om?
Mijn eigen beginsituatie, ik heb vaker aan mijn kleine nichtjes voorgelezen. Zij vonden het altijd heel
leuk, voornamelijk omdat ik met veel mimiek en pantomime werk. Zo konden zij zich beter in het
verhaal inleven! Het thema is voor mij bekend! Ik wil kijken of de leerlingen dit voorlezen hetzelfde
hebben ervaren, als ik destijds heb gedaan! Mijn moeilijkheid wat ik denk tegen te komen heb ik
zojuist in punt 4 beschreven, ook heb ik hierbij geschreven ‘hoe’ ik dit ga oplossen!

7. Welke volgorde hanteer je in deze (les)activiteit, en hoe plan je dat in tijd? – het lesontwerp
-
hoe begin je de (les)activiteit? – op welke wijze kun je de kinderen geïnteresseerd en betrokken laten worden?
- hoe ziet het vervolg van de (les)activiteit er uit?
- hoe sluit je de (les)activiteit af?
Ik begin de lesactiviteit door aan de kinderen te vertellen, dat ik ze een verhaal ga voorlezen over een
heks! Ik laat hierbij de voorkant van het boek zien. Ik vertel over toen ik in groep 7 zat, dat mij
meester destijds ook dit boek had voorgelezen! En ik vond dit zo’n mooi verhaal! Daarom ga ik het nu
ook voorlezen! Ook vertel ik de leerlinge dat ze goed moeten opletten, want na afloop van het verhaal
krijgen ze van mij een vragenvel. Vervolgens vraag ik de leerlingen ‘wie’ het boek al gelezen heeft.
Natuurlijk moet ik ook de fantasie van de leerlingen opwekken, dit doe ik door te vragen; Waar denk
je aan bij een heks?; Zijn heksen goede of slechte vrouwen?; Hoe ziet een heks eruit? Dan val ik
meteen in met het verhaal en begin dus met voorlezen!
6. Welke leeractiviteiten moeten de kinderen uitvoeren?
- hoe kunnen ze het beste leren?
Ze moeten hun fantasie gebruiken, proberen zich in te leven in het verhaal. Ook moeten ze goed
luisteren naar het verhaal, want nadat ik voorgelezen heb, krijgen ze van mij een vragenvel. Als ze dit
niet af hebben, moeten ze het mee naar huis nemen en het volgende week bij mij inleveren!
7. Wat doe jij zelf in deze (les)activiteit?
- welke werkvorm kies je? –wat is jouw rol daarin?
Ik ben zelf de verteller in deze les, de les is dus leerkrachtgebonden! De laatste 10 minuten van de les
mogen ze zelfstandig aan het vragenvel beginnen te werken. Ik zal in de klas blijven rondlopen en
kijken of iedereen het snapt.
7.
Welke onderwijs- en leermiddelen denk je nodig te hebben?
Ik heb het boek van Roald Dahl: ‘De heksen’, nodig! Verder hebben de leerlingen een pen en een
potlood nodig. Ik heb zelf een vragenvel gemaakt (zie bijlage). Hierbij moet een leeg wit vel worden
uitgedeeld en een wit vel om een tekening op te maken.
8.
Hoe evalueer je deze (les)activiteit?
-
denk daarbij aan leerproces en leerresultaat van de kinderen, maar ook aan het lesgeven zelf (je eigen
leerproces)
De les was redelijk goed verlopen. De inleiding was een goede start. Ik moet alleen niet meer de
werkwijze vertellen aan de leerlingen. Ze zien het vanzelf wel! Dit kan ook averechts werken, want
huiswerkopdrachten maken ze niet graag! In het begin luisterden de leerlingen niet allemaal. Ik heb
toen geprobeerd mijn intonatie aan te passen. Het probleem was toen dat ik steeds sneller ging lezen.
Ik merkte aan mijzelf dat dit veel te snel ging! Toen ben ik meer oogkontakt gaan zoeken met de
leerlingen. Dit werkte, hierdoor werd het rustiger. De leerlingen hadden in de gaten dat ik op ze lette!
Op deze dag was het grootoudersdag. De grootouders mochten de klassen inkomen van hun
kleinkinderen en een aantal lessen volgen. Het verhaal dat ik aan het voorlezen was ging over een
grootmoeder en haar kleinzoon. De grootmoeder vertelt verhalen over heksen aan haar kleinzoon of
zijn het toch geen verhalen? Het leek erop dat deze fictieve grootmoeder de heks was in het verhaal!
Toen heb ik de oma die in de klas zit erbij betrokken en gezegd grootouders zijn toch altijd lieve
mensen, want iedereen was naar de oma aan het kijken. Dit sprak iedereen wel aan. Iedereen ging
goed opletten, want het zou kunnen dat ik zomaar iets zou vragen aan een leerling. Dit tussendoor
inspelen op zaken kan ook negatief uitpakken. Dit had het gelukkig niet gedaan! Het kan de rust
verstoren! Ik had redelijk lang voorgelezen. Ik had me precies aan mijn verhaal gehouden. Ik had
bepaalde gebeurtenissen beter even kunnen samenvatten of niet zoveel voorbeelden ervan te noemen!
Mijn mentor zei ook al dat het allemaal te lang duurde! Ze vonden het leuk, maar een 45 minuten
voorlezen is lang, vooral als het op het einde van de ochtend gebeurt. De kinderen willen naar huis
toe! Toen ik klaar was met voorlezen, werden de vragenvellen uitgedeeld. Toen iedereen deze vellen
had gekregen, kreeg ik hier veel vragen over! Dit had ik beter kunnen afkappen, door te zeggen en nu
gaan we beginnen! Dan had ik niet zoveel tijd verspild hieraan! Doordat ik dit niet gedaan had, moest
ik na de middagpauze nog een beetje uitleggen!

Naam van de mentor: Cynthia Quaedvlieg

Handtekening voor gezien (géén beoordeling):