Navigation bar
  Print document Start Previous page
 3 of 4 
Next page End  

Het voorwerp (wat je wilt wegen) zet je aan de ene kant van de balans (weegschaal)
en met de gewichtjes kijk je dan (aan de andere kant) hoeveel het weegt. 
Je ziet dat doordat de weegschaal dan in evenwicht is.
Controleer je antwoord door het voorwerp daarna op de keukenweegschaal te
leggen.
Weeg de volgende dingen en vul de tabel in.  
voorwerp
gewicht met de balans
gewicht met
keukenweegschaal
Rekendomino (doos)
glazen potje
mok (van de juf)
(dik) leesboek
Opdracht 3: Hoe lang ben jij?
Voor deze opdracht heb je de ‘rolmaat’ nodig. 
Om de beurt gaan jullie tegen de muur staan. 
Jullie meten bij elkaar op hoelang je bent.
__________________ is ____ m en ____ cm lang
__________________ is ____ m en ____ cm lang
Kijk goed naar de cijfertjes op de rolmaat en vul in:   
1m  (meter) =   _____ cm (centimeter)
Opdracht 4: Zoeken maar…
Pak een liniaal, ga op zoek naar dingen van 1cm (centimeter) en schrijf ze op:
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Onthoud nu goed: 10 cm  (centimeter) =  1 dm (decimeter)
Ga in de klas op zoek naar dingen van 1 dm (= 10 cm) en schrijf ze hieronder op:
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Teken hiernaast 1 cm: 
Teken hiernaast 1 dm: