Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 1 
Next page End  

Doelstelling 
De kinderen kunnen bewegingen en houdingen nabootsen, en aan de klas duidelijk maken
wat ze met hun beweging of houding bedoelen.
 
De les 
Ik zet de stoelen in een kring en leg de kinderen eerst de eerste opdracht uit. Ik vertel hun
wat de bedoeling is en waar ze op moeten letten. Als het spel goed gaat, dan komt er een
variatie bij. Hierna vertel ik aan de groep wat het volgende spel is. Bij dit spel evalueren we
wat er goed ging en waar misschien een foutje zat. Dan proberen we het nog een keer. De
klas moet goed kijken naar de houding die gemaakt wordt. Dit is ook uitgangspunt bij het
volgende spel. Als laatste gaan de kinderen weer zitten in een halve cirkel. We gaan het spel
uitbeelden doen. 
Uitleg: 
Spiegelen:
De spelers staan in paren met de ogen dicht tegenover elkaar. Ze 
Leggen de ruggen van de handen tegen elkaar. Zonder het contact te verbreken gaan ze
bewegen. Alle bewegingen zijn goed. Als dit goed gaat kun je het spel moeilijker maken door
tussen de personen een afstand te maken van ongeveer 30 cm. Om dit goed te laten
verlopen moeten de bewegingen langzaam gemaakt worden.
Een houding doorgeven: De spelers staan in een rij met de ruggen naar elkaar toe. De
achterste persoon neemt een houding aan (zittend of staand). De andere spelers kunnen dit
niet zien. Nu draait de eerste speler uit de rij zich om. Deze krijgt enkele seconden om te
kijken welke houding is aangenomen en neemt dezelfde houding aan. De speler die de
houding had aangenomen gaat weer staan maar moet zij houding goed onthouden. Nummer
2 uit de rij mag zich nu omdraaien om te kijken. Het spel gaat door en de eerste en laatste
houdingen worden met elkaar vergeleken. Wat is er veranderd?
3 op een rijtje: 
Drie personen gaan op een rijtje staan en nemen een bepaalde houding aan. Ze blijven als
bevroren in die houding staan. Een vierde persoon bekijkt de drie goed en verlaat de ruimte.
Drie andere personen veranderen snel wat aan de "standbeelden". Een houding of een
gezichtsuitdrukking. De buitenstaander wordt binnen geroepen in moet nu opsporen wat er
veranderd is.
Uitbeelden: de groep zit in een halve cirkel. 1 persoon mag naar voren komen om iets uit te
beelden en de anderen mogen raden wat er uitgebeeld wordt. Voorwerpen om uit te beelden
zijn: sporten, typetjes, spreekwoorden etc.
begeleiding:
Ik ga de groep stimuleren en motiveren door de groep te bemoedigen en complimentjes te
geven, aangeven wat wel en niet goed gaat. Als de groep het niet meer weer kan ik
voorbeelden geven om het spel verloop weer wat beter op gang te krijgen.   
 
Evaluatie 
Ik vraag aan de groep wat die er van vond, of ze dingen ook te moeilijk of juist te makkelijk
vonden, en of ze er ook wat van hebben geleerd. 
Opruimen:
We hebben voor deze les geen spullen gebruikt. De kinderen hoeven dus ook niks