Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 3 
Next page End  

Inspringspel
3 kinderen beginnen in het midden in de kring. Ze
beginnen een toneelstukje. Na ongeveer 1/2 
minuten dan mogen er kinderen inspringen.
Maximaal 5 kinderen in de kring.  Als een kind wil
inspringen, dan klapt hij /zij in de handen en dan
moet het toneelstukje bevriezen (=stilstaan). Hij
tikt iemand op de schouder en wisselt met die
persoon. Het toneelstukje moet nu over iets heel
anders gaan. Je mag er niet te lang in blijven.
Wat is er anders?
Eén kind gaat de klas uit. De andere kinderen
verzinnen iets dat er in de klas of in de kring moet
veranderen. Bijv. twee kinderen wisselen van
plaats. Dan komt het kind weer terug en probeert
te raden wat er anders is.
Ik weet zeker dat…
Er staat een kind in het midden. Die gaat iets
verzinnen dat hij zeker weet. Bijv. Ik weet zeker
dat niemand rode sokken aan heeft. Als niemand
rode sokken aanheeft, dan mag hij doorvragen.
Maar heeft iemand wel rode sokken aan, dan mag
die in de kring zitten en is de ander af. 
Chinees voetbal
Er wordt een onzichtbare bal overgegooid naar
een kind. Je moet wel de naam zeggen. Die moet
de bal vangen, maar de kinderen die naast hem
zitten dien zijn dan de doelpalen en moeten hun
hand omhoog steken. Gaat dit niet goed, dan ben
je af en moet je op de grond gaan zitten. Je moet
dan wel opletten of jij niet degen bent die nu als
doelpaal speelt!!!
Juffrouw Ippel
Ieder kind krijgt een blaadje met een cijfer. Ze
moeten onthouden welk cijfer ze hebben. Dit
blaadje houden ze voor zich zodat iedereen het
kan zien. Dit wordt op het bord geschreven:
Ik ben juffrouw Ippel nummer …
Ik heb … stippels.
Hoeveel stippels heeft juffrouw Ippel nummer …?
De kinderen moeten dan elke keer hun nummer
noemen en bellen op naar iemand met een ander 
nummer. Gaat het niet goed, krijgen ze een stip
met crème. Dan verandert de 2
e
zin ook!!!! Bijv.
Ik ben juffrouw Ippel nummer 3
Ik heb 1 stippel.
Hoeveel stippels heeft juffrouw Ippel nummer 6?
Ik ben juffrouw Ippel nummer 6
Ik heb 4 stippels.
Hoeveel stippels heeft juffrouw Ippel nummer 8?
Enz.
Verhaal breien
De kringleider begint een verhaal met één zin.
Bijv. Toen ik vanochtend wakker werd, leek alles
opeens zo anders…
Degene ernaast vertelt dan verder met één zin.
Zo vertelt elk kind één zin, waardoor er een heel 
verhaal komt.
Doorgeven
4 kinderen gaan de klas uit. Er wordt in de klas
afgesproken dat 1 kind iets gaat uitbeelden, maar
heel kort. Bijv. het wassen van een olifant. Dan
komt één kind terug in de klas. Het kind beeld het
uit en het kind dat terug is in de klas doet dat na.
Hij moet het weer uitbeelden aan het volgende
kind. Als alle 4 de kinderen hebben uitgebeeld,
mogen ze raden wat er uitgebeeld moest worden.
Deurbel spel
Eén kind krijgt een opdracht (alleen dit kind weet
het). Bijv. een taart afleveren bij een ander kind.
Hij gaat voor het kind staan en belt aan. Dat kind
doet de deur open. Dan ontstaat er een gesprekje
tussen deze twee. Gaat de deur weer dicht, dan
gaat het kind waarbij is aangebeld aanbellen bij
een ander kind en dan krijg je weer een opdracht.
De kinderen mogen het eventueel ook zelf
bedenken, als de anderen het maar niet weten.
Doorfluistertje
De kringleider begint met een zin. Die fluistert hij
/ zij door aan zijn / haar buur. Die fluistert de zin
ook weer door. Als iedereen heeft doorgefluisterd,
dan moet de laatste de zin proberen hardop te
zeggen.